In de vorige eeuw vonden er boven Nederland 42 gedeeltelijke zonsverduisteringen plaats. De grootte van deze eclipsen varieerde sterk. Ook in Hemel en Dampkring werden er nauwkeurige waarneming gepubliceerd van bijzondere verduisteringen. In de decenniumreeks neemt Jacob Kuiper ons in de tweede terugblik mee naar de parelsnoerverduistering die plaatsvond in 1912.
In de vorige eeuw vonden er boven Nederland 42 gedeeltelijke zonsverduisteringen plaats. De grootte van deze eclipsen varieerde sterk. De grootste vond plaats op 17 april 1912 waarbij in het zuiden van Limburg de zon voor ruim 99 procent werd bedekt door de maan. Daardoor was hier geen sprake van een totale zonsverduistering maar het scheelde bijzonder weinig. Het pad van deze eclips lag voor een groot deel boven de Atlantische Oceaan, beginnend in het Caribisch gebied. Het uiterste noordwesten van de kust van Suriname lag ook in de ringvormige totaliteitszone. In een klein deel van de centrale lijn van het eclipsgebied bevond de maan zich zo dicht bij de Aarde dat er zeer korte tijd een totale verduistering mogelijk was. We spreken daarom van een hybride eclips. In het gebied vlak ten westen van de Portugese kust bij Lissabon moet een totaliteitsduur van enkele seconden zijn opgetreden. Toen de maanschaduw verder trok in noordoostelijke richting was de eclips weer ringvormig. De centrale lijn liep in Nederland over het zuiden van Limburg waarbij daar de zon gedurende niet meer dan zo’n drie seconden praktisch geheel door de maan werd bedekt. Het weer werkte die 17e april geweldig mee en veel waarnemingen zijn er gedaan van het maximummoment. Daarbij was sprake van een zogenaamde parelsnoerverduistering. Op talrijke plaatsen langs de maanrand bleven nog kleine parels van zonlicht over. De oneffenheden in het maanoppervlak, in het bijzonder de laagste gebieden langs de maanrand, zorgden voor een kortdurend parelsnoer van licht.
In Hemel en Dampkring is een nauwkeurige waarneming gepubliceerd van deze bijzondere verduistering. Een van de waarnemers, de heer J. Corver, had zijn waarnemingsstek zo dicht mogelijk bij de centrale lijn gekozen, op een paar honderd meter ten oosten van Watersleyhof bij Sittard. Met een kleine kijker werd een zonnebeeld van ongeveer 10 centimeter doorsnede geprojecteerd op een wit scherm. In het verslag is een aantal schetsen van de vele lichtparels langs de maanrand weergegeven. In bijgaande tekst wordt uitgebreid verslag gedaan van het moment waarop het fenomeen zichtbaar was en hoe alle gebeurtenissen zich zeer snel na elkaar voltrokken. De heer Corver omschrijft zijn tekenwerk met de volgende woorden: “Aan deze omstandigheid ontleen ik den moed, hier thans enkele teekeningen bij te voegen, vervaardigd naar ruwe schetsjes, welke ik staande aan den kijker, heb gemaakt”.
Weerkundige waarnemingen
Naast waarnemingen van de parelsnoereffecten werden ook weerkundige metingen verricht. Op een thermograaf die in Amsterdam werd opgesteld is de temperatuurdaling van de eclips goed zichtbaar. Het thermogram, opgenomen door Mr. Dr. G. van den Bergh, vertoont een scherpe temperatuurdip. De thermograaf was, in tegenstelling tot waar men normaal een temperatuurmeting verricht, in de directe zon gezet. De eclipsgrootte in Utrecht bedroeg destijds 97%. Uit de registratie blijkt een temperatuurdaling tijdens het eerste deel van de eclips van zo’n 14 graden. In het tweede deel van de verduistering, toen de zon weer geleidelijk tevoorschijn kwam, steeg de temperatuur met ruim 18 graden. In Nederland werden op de KNMI-hoofdstations de luchttemperatuurcurven geanalyseerd. Daar werd gewoon in de thermometerhut gemeten en dat betekende een aanzienlijke reductie van de ‘deuk’ in het temperatuurverloop. De grootste daling trad op in Maastricht (2,7 graden Celsius) de kleinste in Den Helder (1,2 °C).
Buiten zuidelijk Limburg had de eclips in ons land een grootte van 0,90 tot 0,98. Daardoor was er sprake van een flinke verandering in lichtintensiteit en veel mensen hebben de eclips bekeken door beroete glaasjes. In de archieven van de Steenwijker Courant, een krant die sinds 1869 in Steenwijk en omgeving wordt uitgegeven, staat een fraaie beschrijving van de sfeer op de eclipsdag in 1912.
Op zaterdag 27 april verscheen het zogenaamde weekpraatje. Enkele zinsneden uit het verhaal schetsen de indrukken die de eclips op het grote publiek had: “Dat blijkt op straat en overal waar de menschen onder den indruk zijn van het bijzonder gebeurende samen zijn. Bij de zonsverduistering in de vorige week hebben we het toch allemaal ondervonden. Menschen die mekaar niet kenden, maakten een praatje, leenden mekaar hun beroet glaasje, lachten over aardigheden en diepzinnigden over de geleerdheid van de omwentelingen van maan en zon. En dat, dat vertrouwelijke, dat gevoel van samen eenzelfde gewaarding te ondergaan, van naam hetzelfde te denken en saam uit dezelfde sleur van het dagelijksch leven getrokken te zijn door eenzelfde aandacht voor bijzonder gebeuren, dat gemeenschappelijk gevoel van feestelijkheid als was de zonsverduistering een pleziertje, voor ons genoegen gearrangeerd. Dat maakte die zonsverduistering voor ons, gewone menschen, eigenlijk veel belangwekkender dan het feit, dat de maan tusschen de zon en de aarde kwam te staan en ons zodoende een half uurtje lang midden op den dag in de schemering zette.”
Verderop in het artikel wordt ook nog een andere bijzondere gebeurtenis aangehaald waar de mensen in de straat over praatten. Slechts twee dagen voor de zonsverduistering, in de nacht van 14 op 15 april 1912, verging voor de kust bij Nova Scotia de Titanic. Het gloednieuwe passagiersschip zonk na aanvaring met een ijsberg. Ruim 1500 opvarenden overleefden de ramp niet.
Elders in Europa
Ook op het gebied van memorabilia is er nog van alles te vinden over de eclips uit 1912. Tijdens het schrijven van het boek over de eclips van 1999 kreeg ik soms bijzondere zaken te zien die mensen hadden bewaard. Zo was er een speciaal wandbordje gemaakt waarop de eclips is afgebeeld met de tekst “1912, de dag werd nacht”. Ook elders in West-Europa trok de zonsverduistering van 17 april 1912 veel aandacht. In Parijs waren de weersomstandigheden ook goed, hoewel daar de dagen ervoor werd verwacht dat de kans op goed weer erg klein zou zijn. Een foto uit de Franse hoofdstad laat zien hoe de mensen in de buurt van de Place de la Bastille de eclips waarnemen. Het zou tot 1999 duren voor er weer zo’n grote eclips plaats zou vinden. De eclips van 1912 was daarom voor de bevolking nog jarenlang het fenomeen uit het tweede decennium van de 20e eeuw.
Terugblik op twaalf decennia onder hemel en dampkring – Op 1 september 1901 werd de Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde (NVWS) opgericht vanuit het idee dat wetenschap toegankelijk moest zijn voor iedereen. In 2021 bestaat de vereniging (inmiddels ‘Koninklijk’) 120 jaar en het is daarmee de oudste populair-wetenschappelijke vereniging in Nederland. Om stil te staan bij deze mijlpaal verschijnt er elke maand een ‘long read’ van bestuurslid Jacob Kuiper, met een terugblik op een markant weer- en/of sterrenkundig verschijnsel uit dat decennium. Deze artikelen worden ook in het maandblad Zenit gepubliceerd, hét maandelijkse magazine voor weer- en sterrenkunde (neem met KNVWS-korting een half jaar het magazine op proef).