Temperatuurrecords van Winterswijk en Warnsveld

Share this:
  • twitter icon
  • facebook icon
26 maart 2022

In de decenniumreeks neemt Jacob Kuiper ons in de vijfde terugblik mee naar een bijzonder decennium van weerextremen waarvan het kouderecord nog steeds staat en het warmterecord pas na bijna 75 jaar werd gebroken.

Toen KNMI termijnwaarnemer Jaap Langedijk op de ochtend van 27 januari 1942 een ijzig lage minimumtemperatuur van -27,4 graden Celsius mat, kon hij niet bevroeden dat het 80 jaar later voor enkele inwoners van Winterswijk aanleiding zou zijn om een speciaal standbeeld te ontwerpen. De recordmeting in Winterswijk is nog steeds de laagste temperatuur die in Nederland sinds het begin van de reguliere metingen (1901) is geregistreerd. De kans dat dit kouderecord nog een keer wordt gebroken, is klein en wordt in het verder opwarmende klimaat steeds kleiner.

Ideale condities

De weerkundige omstandigheden op die 27e januari waren ideaal om het recordkoud te laten worden. Januari 1942 was één van de koudste januarimaanden van de vorige eeuw met een gemiddelde temperatuur van -5,1 graden. Van 10 tot en met 27 januari heerste er een koudegolf en de periode 18 tot en met 27 januari werd de koudste 10-daagse tijdspanne in de 20e eeuw. In De Bilt, waar op 27 januari ook het laagste minimum werd gemeten (- 24,7 graden), kwam de gemiddelde temperatuur uit op -11,3 graden. Een blokkerend hogedrukgebied boven Scandinavië zorgde die periode voor aanvoer van zeer koude lucht uit Oost-Europa. In de bovenlucht trok een ‘koude put’ tussen 22 en 27 januari van Rusland naar Denemarken. De koude bovenlucht in zo’n put is een belangrijke factor om extra lage minima te krijgen. Een uit het zuidwesten opdringende frontale zone leverde op 25 januari wel sneeuw, maar dooi zat er nog niet in. Een klein trekhoog passeerde ons land in de nacht van 26 op 27 januari. Bij vrijwel windstil weer (hooguit 1 Beaufort uit variabele richting) werd het bizar koud boven het verse sneeuwdek. Op 28 januari 1942 wist een warmtefront verder op te dringen en viel de dooi in.

Het KNMI-termijnstation in Winterswijk heeft bijna een eeuw waarnemingen geleverd. De meetreeks startte in 1894 en eindigde met de komst van automatische waarnemingsstations in 1990. Van 1940 tot 1976 was de heer J. H. Langedijksamen met zijn vrouw verantwoordelijk voor de metingen. De thermometerhut, die destijds nog een afleeshoogte had van 2,2 meter boven het maaiveld, was gesitueerd achter het woonhuis. De meetlocatie werd regelmatig door het KNMI geïnspecteerd en de apparatuur gecontroleerd. Recent onderzoek van de zeer lage temperatuurwaarden van Winterswijk in relatie tot omringende stations heeft aangetoond dat de metingen betrouwbaar zijn en volledig voldeden aan de eisen van die tijd. In de loop der jaren zijn er wel wijzigingen in de meetmethoden geweest. Zo wordt tegenwoordig de temperatuur op 150 cm boven het maaiveld gemeten en zijn de meetsensoren gevoeliger voor snelle temperatuurfluctuaties in vergelijking met een kwikthermometer. De invloed van die gewijzigde meetmethoden op de metingen is ook geanalyseerd. Het blijkt dat het in 1942 gemeten kouderecord met de huidige meetmethoden waarschijnlijk nog iets extremer – lees lager – zou zijn uitgepakt.

De meetlocatie in Winterswijk op 27 februari 1950. De linker thermometerhut was in 1942 in gebruik, maar werd in 1950 vervangen door het exemplaar rechts. Foto: KNMI.

Kan het nóg kouder?

Of het kouderecord uit 1942 ooit nog overtroffen zal worden, is de vraag. Om die te beantwoorden heeft het KNMI gekeken naar de meetreeks van De Bilt. Statistisch gezien blijkt het Biltse kouderecord van -24,7 graden in het klimaat van 1942 een kans te hebben om eens in de 300 jaar op te treden. In het huidige klimaat, dat wereldgemiddeld in de tussentijd ongeveer 0,8 graden is opgewarmd, is zo’n minimumtemperatuur nu 2 graden minder laag vergeleken met toen. De kans om nu de recordwaarde uit ’42 alsnog te halen, is geslonken tot eens in de 1600 jaar. Voor de temperatuurreeks van Winterswijk zijn vergelijkbare herhalingstijden te verwachten. De kans dat het oudste weerrecord van ons land een keer wordt gebroken, is dus wel heel klein. Waarnemer Langedijk had dat destijds natuurlijk nooit kunnen bedenken, toen hij zijn thermometer in de vrieskou aflas.

Daarom is het des te mooier dat nu, 80 jaar na dato, die meting een bijzonder plekje heeft gekregen. Burgemeester Joris Bengevoord onthulde op 27 januari 2022 een bronzen beeldje dat de heer Langedijk tijdens zijn meting voorstelt.

Volgens Wikipedia is Winterswijk bekend om het coulisselandschap en de steengroeve met fossiele resten uit het Juratijdperk. Daar kan nu het temperatuurmo(nu)ment zeker aan worden toegevoegd.

Op twee plaatsen wordt er extra aandacht geschonken aan de bijzondere temperatuurrecords. Links het beeld van KNMI-waarnemer Jaap Langedijk dat in Winterswijk werd onthuld. Hij leest zijn recordlage temperatuur af in de thermometerhut op 27 januari 1942. Foto: Peter Siegmund/KNMI. Rechts het bordje bij de voortuin van het huis waar KNMI-waarnemer Jan Thate op 23 augustus 1944 het warmterecord registreerde dat bijna 75 jaar stand hield. Foto: Jacob Kuiper.

Hitterecord in Warnsveld- 23 augustus 1944

Als het op landelijke temperatuurrecords aankomt, blijkt de provincie Gelderland goed bedeeld. Ruim twee jaar na het Winterswijkse kouderecord werd in Warnsveld op 23 augustus 1944 een warmterecord geregistreerd. In de tuin achter de huisartsenpraktijk van dokter J. B. Thate werd het die middag 38,6 graden Celsius. De thermometerhut was destijds uitgerust met een thermometer die ook in Warnsveld op 2,2 meter hoogte boven het maaiveld stond. Op foto’s uit 1949 is de meetopstelling te zien. Daaruit blijkt dat de tuin een redelijk beschutte omgeving is, waar een temperatuurmeting waarschijnlijk wat hoger uitpakt, vergeleken met een meting in een meer open terrein, zoals dat tegenwoordig voor de meetstations is voorgeschreven. Uitgebreid onderzoek naar de betrouwbaarheid van de recordmeting heeft uitgewezen dat in de huidige tijd bij open terrein en lagere meethuthoogte de Warnsveldmeting vermoedelijk 0,2 tot 0,5 graden lager zou komen te liggen dan wat er destijds is geregistreerd. De meting zelf is destijds correct uitgevoerd en de apparatuur functioneerde ook normaal. Die 23e augustus 1944 was weerkundig deel van een warme periode die negen dagen duurde. De zomer van 1944 blonk als geheel zeker niet uit door warm weer. Op de recorddag zelf werd het vooral in het oosten en zuiden van het land erg warm. In De Bilt werd het die dag slechts 32,8 graden.

De inwoners van Warnsveld koesterden hun weerrecord al heel lang. In augustus 2019 zou het 75-jarig jubileum groots gevierd worden, compleet met onthulling van een bordje voor het huis waar destijds Jan Thate woonde. Tot teleurstelling van veel Warnsvelders werd op 24 juli 2019 in Eindhoven het warmterecord gebroken, toen daar de thermometer 39,3 graden Celsius aanwees. Eén dag later werd ook dat record weer verbroken en kwam Vliegveld Gilze Rijen met 40,7 graden als hoogste uit de bus. Het 75-jarig jubileum werd dus net niet gehaald, maar het bordje werd op de feitelijke datum, 23 augustus 2019, wel geplaatst. Daarnaast werd een hitterecord-wimpel overgedragen aan de Brabantse gemeente. Met de steeds zichtbaarder gevolgen van de klimaatopwarming zal het nu zeker geen 75 jaar meer duren voordat ook het record van Gilze Rijen zal worden gebroken.

De meetlocatie in Warnsveld. Deze foto toont de situatie in de tuin van J. B Thate op 2 november 1949. Duidelijk is dat er flink wat begroeiing bij de thermometerhut is te vinden. Van de situatie in 1944 zijn geen foto’s bekend. Foto: KNMI.

Terugblik op twaalf decennia onder hemel en dampkringOp 1 september 1901 werd de Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde (NVWS) opgericht vanuit het idee dat wetenschap toegankelijk moest zijn voor iedereen. In 2021 bestaat de vereniging (inmiddels ‘Koninklijk’) 120 jaar en het is daarmee de oudste populair-wetenschappelijke vereniging in Nederland. Om stil te staan bij deze mijlpaal verschijnt er elke maand een ‘long read’ van bestuurslid Jacob Kuiper, met een terugblik op een markant weer- en/of sterrenkundig verschijnsel uit dat decennium. Deze artikelen worden ook in het maandblad Zenit gepubliceerd, hét maandelijkse magazine voor weer- en sterrenkunde (neem met KNVWS-korting een half jaar het magazine op proef).